Pesach (viering uittocht uit Egypte)
Pesach is het feest waarin de uittocht uit Egypte wordt herdacht. In Exodus 12 lezen we hoe God Zelf dit Pascha ('sparend voorbij gaan') instelde. Hoogtepunt van het zeven dagen durend feest is de maaltijd op de eerste avond, ter herinnering aan de maaltijd aan de vooravond van Israëls uittocht. In die nacht werden alle eerstgeborenen omgebracht, behalve daar waar het bloed van het paaslam aan de deurposten was gestreken. Het vlees van het geslachte lam moest met ongezuurd brood en bittere kruiden gegeten worden.
Pesach begint op de avond van de 14e Nisan (maart/april) met de sederavond. Op deze sederavond worden teksten gelezen, liederen gezongen en het jongste kind stelt vader vier vragen: 1. Waarom eten wij anders dan alle avonden matze? 2. Waarom zitten wij anders dan alle andere avonden niet rechtop? 3. Waarom is deze avond zo anders dan alle andere avonden? 4. Waarom eten we anders dan alle andere avonden bittere kruiden?
Er worden 4 bekers wijn (of druivensap) gedronken en een maaltijd (de sedermaaltijd) genuttigd volgens een vrij vast patroon. Gedurende de hele Pesachweek, mag men volgens de religieuze voorschriften geen door zuurdesem gerezen voedsel eten. In plaats van regulier brood eet men matzes oftewel 'ongerezen' broden.
Op de Sederschotel liggen: een gebraden beentje, bittere groenten, charoset (appel met notenpasta), peterselie en een gebakken ei. Van links naar rechts: Karpas: radijs of peterselie (een teken van de lente, de vruchtbaarheid en van hoop voor de toekomst). Het wordt in zout water (symbool voor de tranen van Israël) gedoopt. Beetsa: een ei (symbool voor de maaltijd die bij het paaslam werd gegeten). Chazèrèt ook een ‘bitter kruid’. Het is als het jong is zoet, met zachte bladeren. Later wordt het hard en bitter. Dat maakt het heel passend als maror, bitter kruid: ‘zoals chazèrèt eerst zoet is en later bitter, zo was de houding van de Egyptenaren tegenover onze vaderen. Zróa: een botje met een beetje vlees eraan (apart gebraden, als symbool voor het paaslam. Charósèt: een mengsel van wijn, vruchten (bv. appels, noten, amandelen, vijgen, dadels, granaatappels) en specerijen (bv. gember, kaneel). De kleur doet denken aan klei (chèrès). Dus charoset herinnert de Israëlieten dat zij als slaven stenen moesten bakken. Maror: bittere kruiden (mierikswortel of chèrèt, soms ook radijs), ter herinnering aan de bitterheid van het leven in Egypte.
Voor het begin van de Sederavond wast men de handen en herhaalt dat voor de feestelijke maaltijd. Aan de Sedertafel drinkt iedereen vier bekers wijn als symbool voor de vier woorden van bevrijding: uitleiden, redden, verlossen en nemen.
De matse of matza is brood dat zonder gist is gebakken. Bij het Paasmaal, de sedermaaltijd, liggen drie matsót op tafel, elk bedekt met een servet - of alle drie in een speciale hoes.
Op tafel staan vijf bekers met wijn. Uit vier bekers wordt gedronken, maar één beker blijft onaangeroerd. Het is de beker voor de profeet Elia die komen zal, wanneer de Dag der Verlossing, met de komst van de Messias aanbreekt (vlg. Maleachi. 4:5). Elia wordt gezien als aankondiger van vrede en vrijheid voor de mensen. Ook staat er een schaaltje met zout water om de matze in te dopen.